Economische levensduur

De economische levensduur (of economische gebruiksduur) is, in bedrijfskundige zin, de maximale periode waarin een productiemiddel (bijvoorbeeld een machine) economisch verantwoord gebruikt kan worden.

De economische levensduur eindigt op het moment dat de kosten, die nodig zijn om het productiemiddel draaiend te houden, de ingecalculeerde kosten overtreffen. Het is voor inkopers belangrijk om de economische levensduur van productiemiddelen te bepalen. De oorzaak van het oplopen van zogenaamde complementaire kosten kan bijvoorbeeld zijn: meer storingen door slijtage of hoger olieverbruik. Ook het op de markt verschijnen van een nieuw type productiemiddel, waarin de jongste technische kennis is verwerkt, kan de levensduur beïnvloeden.

De economische levensduur komt tot uitdrukking in de afschrijving van de investering in het productiemiddel. De periode totdat het echt kapot is, wordt de technische levensduur genoemd. Bedrijven zoeken veelal middels innovatie naar hoe (op een duurzame manier) de levensduur van productiemiddelen vergroot kan worden. Circulaire inkoop zou een manier kunnen zijn om de economische levensduur van productiemiddelen te vergroten.

De term economische levensduur wordt soms ook door juristen gebruikt in de uitleg over een koopovereenkomst, waarmee de periode wordt bedoeld dat een product het ongeveer uithoudt.

Voor de eindgebruiker heeft ‘economische levensduur’ ook betekenis: het is de tijd waarin je mag verwachten dat het product naar behoren werkt.

Bronnen:

Albert Mulder

Over de auteur
Albert Mulder